Werkgevers mogen het dienstverband met een werknemer die meer dan twee jaar ziek zijn niet langer “slapend” houden om zo de transitievergoeding te vermijden. Zij kunnen immers compensatie krijgen voor de transitievergoeding die ze moeten betalen. Deze compensatie geldt echter niet voor de periode dat het dienstverband “slapend” is gehouden.
Eerder dit jaar schreven wij dat werkgevers waarschijnlijk zouden worden verplicht om een “slapend” dienstverband met een langdurig arbeidsongeschikte werknemer te beëindigen. Betaling van de transitievergoeding zou dan niet meer kunnen worden vermeden door de werknemer in dienst te houden. De lagere rechters waren het hierover nog niet eens. De rechtbank Limburg heeft daarom op 10 april 2019 prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad. Vandaag heeft de Hoge Raad een uitspraak gedaan.
De Hoge Raad volgt het advies dat Advocaat-Generaal de Bock op 18 september 2019 heeft uitgebracht: werkgevers zijn in beginsel verplicht om op verzoek van een langdurig arbeidsongeschikte werknemer, een slapend dienstverband te beëindigen. Daarbij moet ook de wettelijke transitievergoeding worden betaald.
De reden voor het volgen van dit advies is de norm van “goed werkgeverschap”. De werkgever krijgt namelijk op grond van de Wet compensatieregeling transitievergoeding de transitievergoeding gecompenseerd. Hiervoor kan vanaf 1 april 2020 een verzoek worden ingediend bij het UWV. De werkgever heeft dus geen belang meer bij het laten voortduren van het dienstverband. Dit betekent dat de werkgever verplicht is om, op verzoek van de arbeidsongeschikte werknemer, het slapend dienstverband te beëindigen tegen betaling van de transitievergoeding. De werkgever mag de arbeidsongeschikte werknemer alleen in dienst te houden als hij daarvoor een gerechtvaardigd belang heeft. Dat kan het geval zijn als de werknemer nog reële re-integratiemogelijkheden heeft.
Per 1 januari 2020 vervalt de regeling waarbij werknemers van 50 jaar en ouder een hogere transitievergoeding krijgen. Indien een werkgever en werknemer een beëindigingsovereenkomst sluiten of een ontbindingsverzoek wordt ingediend vóór 1 januari 2020 dan is het huidige recht echter nog van toepassing. Als werkgever dient u er bovendien rekening mee te houden dat de transitievergoeding over de periode dat het dienstverband “slapend” was, niet onder de compensatieregeling valt.
Heeft u werknemers met een slapend dienstverband en wilt u meer informatie over de hoogte van de transitievergoeding? Of wilt u meer informatie over de uitspraak van de Hoge Raad? Neem dan contact met ons op:
Werknemers met een slapend dienstverband hebben geen recht op transitievergoeding, maar zij hebben wel recht op schadevergoeding. Hiervoor gelden andere regels dan voor het toekennen van de transitievergoeding. Welke gevolgen heeft dit voor werkgevers? Mr. Jan Dop beantwoordt deze vraag in zijn noot voor het jurisprudentietijdschrift JAR.
Heeft u voor 1 april 2020 een werknemer die twee jaar ziek was een transitievergoeding betaald? Die vergoeding kunt u gecompenseerd krijgen! Maar dan moet u uw verzoek om compensatie wel uiterlijk 30 september indienen. Aan welke voorwaarden moet uw verzoek voldoen?
Slapende dienstverbanden staan volop in de belangstelling. Met de Regeling Compensatie Transitievergoeding, art. 673e BW en de Xella-beschikking zijn nieuwe lijnen uitgezet. Is er nu een ‘ontslagplicht’? Wat betekent dit voor de opties die werkgevers en werknemers hebben? Mr. Jan Dop behandelt deze en andere vragen in zijn artikel voor het Tijdschrift Arbeidsrecht Praktijk (TAP).
Werknemers met een slapend dienstverband kunnen om een schadevergoeding ter hoogte van de transitievergoeding verzoeken. Geldt dit ook voor reeds gepensioneerde werknemers? Moeten zij nog aan speciale voorwaarden voldoen?
Als werkgevers het dienstverband van een werknemer willen beëindigen wegens disfunctioneren, moeten ze een aantal stappen nemen voordat ze dit mogen doen. Welke stappen moeten ze ondernemen?
Nu de Belastingdienst weer de Wet DBA handhaaft, is deze vraag nog belangrijker geworden. In een recente uitspraak over Uber-chauffeurs heeft de Hoge Raad extra handvatten gegeven om te bepalen of iemand zzp’er is.