Reinier adviseert nationale en internationale bedrijven
reinier.russell@russell.nl +31 20 301 55 55De redelijkheid en billijkheid spelen in het Nederlandse recht een bijzondere en zeer belangrijke rol. Welke functie heeft deze norm voor onder andere bestuurders en toezichthouders?
Artikel 2:8 lid 1 BW bepaalt als hoofdregel dat de rechtspersoon (BV, NV, vereniging, stichting, kerkgenootschap) en degenen die bij zijn organisatie zijn betrokken zich als zodanig jegens elkander dienen te gedragen naar hetgeen redelijkheid en billijkheid vorderen.
De norm redelijkheid en billijkheid is geen concrete norm, maar wordt ingekleurd afhankelijk van de omstandigheden. Daarbij spelen onder meer een rol:
De redelijkheid en billijkheid dient in acht te worden genomen door de rechtspersoon, maar ook door bij de rechtspersoon betrokkenen: bestuurders, aandeelhouders, raad van commissarissen, leden en ondernemingsraad (krachtens de wet) en de raad van toezicht, certificaathouders en benoemingscommissie (krachtens de statuten).
Een belangrijke toepassing van de norm is neergelegd in artikel 2:8 lid 2 BW waaruit volgt dat een tussen de institutioneel betrokkenen krachtens de wet, de gewoonte, de statuten, reglementen of besluit geldende regel niet van toepassing is voor zover dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Dit zeer krachtige middel – dat ook wel de beperkende (of ‘derogerende’) werking van de redelijkheid en billijkheid wordt genoemd – kan o.a. worden ingeroepen als de statuten een zeer onredelijke uitwerking blijken te hebben op een betrokkene. Zowel de rechtspersoon als de betrokkene(n) kunnen zich op de beperkende werking beroepen.
Uit de rechtspraak blijkt dat rechters de redelijkheid en billijkheid op verschillende wijzen kunnen toepassen:
Een minderheidsaandeelhouder weigert mee te werken aan het wijzigen van een aandeelhoudersovereenkomst in verband met een financiële herstructurering. De gewenste financiering zal dan niet plaatsvinden, waardoor de vennootschap vermoedelijk failliet zal gaan. De rechter is van oordeel dat de minderheidsaandeelhouder in strijd handelt met de redelijkheid en billijkheid, omdat hierdoor het voortbestaan van de vennootschap wordt bedreigd. Daarnaast zou de minderheidsaandeelhouder door de weigering zich een gunstiger positie verschaffen dan die van de overige aandeelhouders. De rechter dwingt de minderheidsaandeelhouder zich te gedragen conform de door hem niet geaccepteerde wijziging in de aandeelhoudersovereenkomst.
Een meubelzaak is lid van een vereniging. Deze vereniging vertegenwoordigt de belangen van haar leden door als gezamenlijke inkoopgroep te fungeren. De vereniging zegt het lidmaatschap van de meubelzaak met onmiddellijke ingang op onder aanvoering van een aantal gronden. De rechter oordeelt dat de opzegging van het lidmaatschap grote consequenties heeft voor de meubelzaak en op oneigenlijke gronden heeft plaatsgevonden. De opzegging is daardoor in strijd met de redelijkheid en billijkheid en daarmee onrechtmatig. De vereniging moet de schade vergoeden die de meubelzaak ten gevolge van de onrechtmatige opzegging heeft geleden.
Ook een besluit kan op vordering van de rechtspersoon of een belanghebbende door de rechter worden vernietigd als het naar inhoud of totstandkoming in strijd is met de redelijkheid en billijkheid (art. 2:15 BW). In een zodanig geval zal de rechter moeten toetsen of het orgaan bij de afweging van alle bij het besluit betrokken belangen in redelijkheid en naar billijkheid tot het besluit heeft kunnen komen. De voorzieningenrechter Utrecht oordeelde bijv. in 2009 dat het bestuur van de vereniging Karate-Do Bond Nederland niet in redelijkheid tot het besluit kon komen tot afvaardiging van één van haar selectieleden naar de EK, omdat een ander selectielid meer punten had gehaald.
Heeft u vragen over de toepassing van de redelijkheid en billijkheid gelet op de onredelijke en/of onbillijke omstandigheden van uw situatie? Neem dan contact op met:
mr. drs. Reinier W.L. Russell (reinier.russell@russell.nl).
Voordat de Ondernemingskamer een enquêteverzoek kan toewijzen, moet sprake zijn van gegronde redenen om te twijfelen aan een juist beleid of een juiste gang van zaken binnen een onderneming. Wanneer is dit het geval?
In an article in the April 2024 issue of Lady Justice, the magazine of the Women Lawyers Section of Primerus, Lisanne Meijerhof shares her passion and expertise in charity law. Why has she chosen to focus on the law of foundations and other philanthropic organizations? What legal issues should charities be aware of?
De Tweede Kamer heeft de regering verzocht een nieuwe rechtsvorm uit te werken: de rentmeestervennootschap. Deze rechtsvorm moet maatschappelijk ondernemen stimuleren door de zeggenschap over de onderneming te verleggen van de aandeelhouders naar zogenaamde rentmeesters. Wat kenmerkt een rentmeestervennootschap?
Wanneer binnen een onderneming de spanningen hoog oplopen en de onderneming in gevaar dreigt te komen, kan dit een reden zijn om bij de Ondernemingskamer een enquêteverzoek in te dienen. Wie hebben recht om dit te doen?
Bij vertrek van een statutair bestuurder/aandeelhouder moet ook een eventuele participatie in de onderneming worden afgewikkeld. Dan kan discussie ontstaan over de waarde van deze participatie, afhankelijk van de vraag of de bestuurder geldt als good leaver of bad leaver. Waar moeten bedrijven en bestuurders op letten bij de uitleg van een leaverregeling?
Binnen een onderneming ontstaan met regelmaat geschillen tussen aandeelhouders en/of bestuurders. Dit kan zorgen voor situaties die de vennootschap in gevaar brengen. Om zulke problemen op te lossen is in Nederland de enquêteprocedure in het leven geroepen. Wat houdt deze procedure in?